Waarom voel je je lekker als je hard gewerkt heb en ben je ontevreden als het minder gaat? Waarom is ‘goed’ niet goed genoeg en streef je altijd naar het allerbeste? Waar komt dat godvergeten uitstelgedrag eigenlijk vandaan? En nog zoiets: waarom zeg je altijd “nee hoor, alles prima” – ook als het helemaal niet zo lekker gaat?
Tien tegen één dat het gewoontes zijn die je vroeger thuis opgepikt hebt. Omdat je ouders het al zo deden – “alles voor de zaak, de rest past zich maar aan”, of omdat je er een goedkeurende blik of een compliment voor kreeg. Of, wat meer verbloemt, omdat ze dan minder op jou letten en alle aandacht naar je zus ging. Zo leerde je wat er van je verwacht werd of hoe je het best uit de verf kwam. Superhandig, dit soort strategieën.
Helaas willen die ooit-zo-handige-aangeleerde patronen je nog wel eens in de weg zitten. Een gewoonte van toen wordt in de loop der jaren een bevel: Het moet zó en niet anders, want alleen dan is het goed genoeg. Het is jouw persoonlijke commandotraining. Een opjager van jewelste en je voelt ‘m elke dag. De vraag is: Hoe kom je er van af?
In zo’n gesprek met een van mijn klanten vertelde ze hoe zij haar ‘commando’s’ had geleerd en hoe het verder ging. Het raakte me. Van de vertelster mag ik het ook met jullie delen.
HET LEVEN IS EEN LACHERTJE
Haar moeder had haar leven lang keihard gewerkt. Niet lullen maar poetsen. Voor iedereen klaarstaan – wat ze zelf wilde was van minder belang. Wat wél telde waren haar dochter en diens kleine kind. Voor hen was ze een veilige haven. Samen, warm, gezellig. Met z’n drieën konden ze de wereld aan. Tot de rampspoed kwam. Zes jaar geleden – ze was nog geen zestig – werd ze ziek en al heel snel overleed ze.
Dochter volgt nu een Heldere Zakentraject. Ze wil onderzoeken hoe het komt dat ze altijd álles geeft in haar werk. Hart en ziel, bakken met energie, enorme betrokkenheid. Tot voor een paar jaar gaf dat harde werken een hoop voldoening, maar tegenwoordig is de balans helemaal zoek. Ze probeert het wel: doorzetten, schouders eronder, positief blijven, maar ze is zo moe. Telkens spoken er zinnetjes als ‘mag ik hier weg?’ door haar hoofd.
En dat kan niet, want ze wil niet weg. Niet écht. Deze baan geeft zekerheid, goed inkomen, leuke collega’s, het is allemaal prima geregeld. Weggaan zou gekkigheid zijn. Maar zo kan het ook niet doorgaan, dat is wel duidelijk. Dus hoe dan? Hoe doe je dat, een beetje minder hard werken als je dat nooit geleerd hebt?
‘Zei ze nog iets zo aan het eind? Had ze nog een boodschap?’
‘Ja… vlak voordat ze stierf, zei ze tegen me: “Meidje, het leven is een lachertje.”’
‘Oh echt? Goh…’
‘Ja hè. Ons mam was een wijs mens.’
‘En wat wilde ze ermee zeggen?’
‘Volgens mij bedoelde ze dat je druk maken over van alles en nog wat weinig zin heeft. Je hebt zo veel dingen niet in de hand. Alleen jezelf…’
Kippenvel krijg ik hiervan. Haar moeder heeft het gezien, dat harde werken van haar dochter. En ook dat ze werkt met dezelfde toewijding als zij. En moeder weet uit ervaring dat het niet helpt, dat het haar uiteindelijk niet gelukkiger zal maken. En zo gaf ze haar, op het randje van haar leven, nog permissie om het anders te doen.
Ontroerend mooi toch.
De kerstdagen zijn een uitgelezen moment om over dit soort gewoontes na te denken. Maar misschien nog beter: deze dagen zijn óók een fantastische kans om even niet na te denken. Gewoon te zijn. Even die ratelmachine uit. Naar de kerstballen en de herdertjes staren. Ultiem gedoe-loos zijn. Dat wens ik je toe.
Voor jullie allemaal hele gezellige dagen en een gezond 2021. Tot snel!