Jongens, ik wil – nee, ik gá mijn oogleden laten doen. Helemaal echt, bij de plastisch chirurg. Zit er al jaren tegenaan te hikken, want snijden in gezond vlees, tja…. moeilijk.
Maar in de vakantie heb ik de knoop doorgehakt, ik ga het doen.
Dus ik naar zo’n kliniek voor een intake.
Wordt al-ler-hartelijkst ontvangen door een jonge vrouw (dun, knap en ja, mooie oogleden ook) aan de receptie. Ik mocht daar plaatsnemen, komt ze zo wat vraagjes aan me stellen, eventjes de bloeddruk op meten, nee dan kunnen we eventjes niet gezellig kletsen want dat heeft invloed op de uitslag, oh en de dokter komt zo. Eventjes wachten nog.
Oooh jak!
Er is niks van te zeggen, ze doet het keurig en uit het boekje en het is over-de-top hartelijk maar my god wat is dit nep! We praten wel maar we hebben nauwelijks contact. Ik had ook Barbapapa kunnen zijn. Of Snollebolleke.
Terwijl hé hallo! Ik zit hier en ik vind het spannend want ondanks dat ik het graag wil ben ik bang dat ik er straks helemaal anders uit zie dan nu. Die hangende oogleden – die horen ook wel weer bij me, ergens. Snap je? Kunnen we het daar even over hebben? Over mijn twijfels? Gewoon praten, gelijkwaardig, jij hebt ervaring met iets dat ik nog niet weet, vertel dingen, vraag me wat ik wil weten, stel me gerust.
Ah, daar is de dokter. Nou dokter, ik heb alles al in de computer gezet hoor. Dokter hier, dokter daar. Kijk dokter, heb ik dit goed genoteerd?
OK. Zo werkt het niet voor mij. Eerst doet ze – onbewust? Of misschien heeft ze het zo geleerd? – alsof ik lucht ben en vervolgens wordt ze heel gedienstig tegen die arts. En ook al is dit ‘maar’ de assistente (die gaat me niet opereren he) en ook al heeft deze kliniek fantastische beoordelingen op internet: Dit trek ik niet. Het zal beroepsdeformatie zijn: bij zoveel ongelijkwaardige communicatie schiet ik in een kramp.
‘Zeg, noem je hem altijd en overal dokter?’
Verbaasde blik.
‘Nee hoor. Achter noem ik hem gewoon Vladimir. Maar hier bij de cliënt altijd dokter’.
Kijk! Ze voeren gewoon een toneelstukje op. Geen idee waarom, is dit typisch iets voor de zorg? Vind zo’n arts dat belangrijk? Denkt iemand dat ze zo beter overkomen?
In ieder geval geldt: de gedachte dat het probleem niet van mij is, ís het probleem. Oftewel: als ik er last van heb, is het aan mij om het te doorbreken.
‘Ah, ik dacht al, wat doen ze raar tegen elkaar!’
Hups – daar ging de windowdressing. De sfeer werd open, ze vertelde over haar eigen twijfels en ervaringen, wat ze vond van de manier van werken van deze dokter Vladimir en over hoe blij ze was dat ze hier werkte, dat ze zo gewaardeerd werd.
Fijn! Een echt gesprek.
Ik denk dat ik voor deze kliniek kies.
Aardige mensen wel.